Zeeanemonen,
bloemen der Zee
Een
misleidende titel voor een bijzonder kleurrijk organisme. In de volksmond hebben
de zeeanemonen bloemige namen, zoals Zeeanjelier, Weduweroosje en Zeedahlia.
Niet zo verwonderlijk, want het dit dier kenmerkt zich met uiterlijke pracht van
kleur en vorm vergelijkbaar met bloemenweelde. Dat ze echt tot het dierenrijk
behoren blijkt wel uit het onderstaande verhaal.
Inleiding
Zeeanemonen
behoren tot het fylum van de Holtedieren (Coelenterata),
het subfylum van de Neteldieren (Cnidaria)
en tot de klasse van de Zoantharia (Hexacorallia).
Tot dit fylum behoren ook de hydroïdpoliepen, kwallen en sommige koralen.
Een zeeanemoon is in feite niets anders dan een holte die wordt omsloten door
een wand waarvan zich aan de bovenkant een opening bevindt. Aan deze grote
inwendige holte, de maagzak, dankt de zeeanemoon evenals de kwallen en koralen
zijn naam, holtedier. De maagzak is in de lengte verdeeld in compartimenten, die
door middel van schotten van de maag naar de mondopening lopen. De
compartimenten zijn gevuld met een vloeistof en dient voor het transport van
voedingsstoffen en zuurstof. Een zeeanemoon heeft geen bloedvat - of
uitscheidingsstelsel, het zenuwstelsel is erg eenvoudig.
Rond de opening, de mond, bevindt zich een krans van tentakels. Met behulp van
de netelcellen, die zich vooral op de tentakels bevinden, vangt de zeeanemoon
plankton, kleine prooidieren als larven, krabben, kleine kreeftachtigen en zeesterren.
Afhankelijk van het vermogen van de zeeanemoon is hij in staat grote of kleine
prooidieren te vangen. Bij
aanraking van de netelcellen worden kleine harpoentjes afgeschoten. Het zuur dat
zich in de netelcel bevindt verlamt de prooi en met behulp van de tentakels
wordt de prooi naar de mond gebracht en in de maagzak verteerd. Aangezien er
maar 1 lichaamsopening aanwezig is, verlaten de onverteerbare resten de anemoon
via de mond. De mond dient dus tevens als anus. Met de voet houdt de zeeanemoon
zich vast aan de ondergrond, maar kan zich er tevens mee verplaatsen.
Voorkomen
Zeeanemonen leven
solitair. Ze komen voor in zout - en brakwater. De meeste soorten hechten zich aan
een harde ondergrond zoals rotsen, basaltblokken, staken, schelpen of
scheepswrakken. Alleen de Viltkokeranemoon heeft geen harde ondergrond nodig. Er zijn ook soorten die hun voorkeur geven aan een hoog
slibgehalte, zoals de Slibanemoon en de Weduweroos.
Doormiddel van de voetschijf kunnen ze zich
over kleine afstanden verplaatsen. Anemonen kunnen onder extreme condities zich
loslaten van het de ondergrond en zich zo door het water verplaatsen op zoek naar een beter plaats.
Anemonen zijn slecht bestand tegen uitdroging en zullen daarom uitsluitend onder
de laagwaterlijn voorkomen. Een uitzondering daar gelaten, de Paardeanemoon,
Groene golfbrekeranemoon en Kleine slibanemoon komt ook voor in de getijde zone. Bij eb trekken ze hun tentakels in en blijft
achter als een hoopje snot.
Voortplanting
Elk individu heeft een
poliep die zich kan ingraven in de bodem of kan vasthechten aan de stenen.
Voortplanting gebeurt ongeslachtelijk d.m.v. dwars deling, afscheuren of
knopvorming. Het gesplitste deel vormt zo weer een nieuw individu. Het regenererend vermogen (vermogen om beschadigde lichaamsdelen te herstellen) is bij
zeeanemonen sterk ontwikkeld. Bij een aantal soorten kan uit vrijwel ieder
stukje weer een nieuwe anemoon groeien. Het mooiste voorbeeld is de Zeeanjelier.
Al kruipend laat deze kleine stukjes van de voet achter. En door middel van regeneratie
ontwikkeld zich een nieuw individu. Bij geslachtelijke voortplanting ontwikkelt
zich de bevruchte eicel tot een poliep. De bevruchting kan zowel binnen als
buiten het lichaam plaatsvinden.
Vijanden
Hoewel de zeeanemoon over giftige netelcellen beschikt, blijkt dit voor een
aantal dieren geen reden te zijn om de zeeanemoon niet op z’n menu hebben. In
onze streken zijn de diverse vissoorten (kabeljauw, schol), naaktslakken (vlokkige
zeenaaktslak, kleine tritonia) en het Michelinmannetje (zeespin)
beduchte rovers. De zeenaaktslak is in staat om de giftige netelcellen op te
slaan in de aanhangsels op zijn rug en gebruikt ze op zijn beurt weer als
afweersysteem voor belagers. Het Michelinmannetje prikt een gaat je in de zuil
van de zeeanjelier en zuigt hem letterlijk uit.
Naast de netelcellen hebben sommige zeeanemonen het vermogen een of
meerder tentakels te verlengen en tot een vechttentakel te ontwikkelen. Deze
vechttentakel is waargenomen bij de o.a. de Zeeanjelier, Slibanemoon en het Golfbrekeranemoontje. De Paardeanemoon gebruikt de blauwe
uitstulpingen, acrorghargi, weerstand te bieden tegen zijn soortgenoten
De Nederlandse soorten
In onze komen ongeveer
elf verschillende anemonen voor. Een aantal anemonen worden frequent waargenomen
en staan hieronder toegelicht. Vrijwel alle genoemde anemonen behoren tot
de klasse van de Hexacorallia. Alleen de Dodemansduim vormt hier een
uitzondering op, deze hoort tot de klasse van de Octocorallia, en is
daarmee in Nederland de enige soort uit deze klasse.
Zeeanjelier (Metridium
senile)
De Zeeanjelier kan uitgroeien tot een van de grootste anemonen in onze wateren,
hij kan dan ook maar liefst 25 centimeter hoog worden. Naast de bekende witte exemplaren
komen ze ook voor in oranje en bruin tinten of in combinaties van tinten.
De tentakels
zijn kort en zeer fijn van bouw en de grote hoeveelheid tentakels ziet het geheel
er pluizig uit. Kenmerkend bij deze soort is dat bij gevaar de tentakels langzaam
worden ingetrokken. Voedselvoorkeur is plankton.
De anemoon hecht zich op basaltblokken en staken. In de Noordzee bedekken ze
vaak de scheepswrakken. Daar komen de diverse kleuren naast elkaar voor.
Algemeen voorkomend langs de Nederlandse kust.
Zeedahlia
(Urticina felina)
De Zeedahlia is met een diameter van ongeveer 10 centimeter een grote
anemoon.
De zuil is meestal breder dan dat de anemoon hoog is.
Door zuigwratjes die zich op de zuil bevinden, heeft de anemoon wrattig
uiterlijk. Aan deze zuigwratjes blijven stukjes schelp, zand en wier kleven. De
tentakels zijn kort en dik en zijn minder talrijk dan bij andere anemoon
soorten. De kleur varieert van grijs tot donkerrood, er zijn zelfs meerdere
kleurcombinaties mogelijk. De
mondschijf kenmerkt zich met fraai
gekleurde strepen die zich bij de tentakelvoet splitst tot een vlammend patroon.
Met de voetschijf hecht de anemoon zich op een harde ondergrond, vaak half
ingegraven in het sediment. Voedselvoorkeur zijn zeesterren en krabben. Komt voor langs de Nederlandse kust en in de
Oosterschelde.
Golfbrekeranemoon (Diadumene
Cincta)
Deze anemoon is maximaal 7 centimeter hoog en lijkt bij ingetrokken toestand op
de jonge exemplaren van de
Zeeanjelier. De zuil is echter veel langer en
slanker. Ze zijn te vinden in twee kleurvariaties, oranje en bruin. Vanwege de
kleur wordt hij dan ook wel baksteenanemoon genoemd. De tentakels trekken zich
bij aanraking met kleine schokjes in. Met de voetschijf het hecht hij zich op
steen, hout en rotsen tot een diepte van ongeveer 50 meter. Algemeen voorkomend
langs de Nederlandse kust. Ook wordt hij
waargenomen brakke water.
De Groene golfbrekeranemoon is een kleine groene anemoon die boven de
laagwaterlijn van getijde wateren te vinden is. Bij laagwater heeft deze anemoon
de tentakels ingetrokken en is op de voet een verticale oranje streep zichtbaar.
Rode Paardeanemoon of Zeeroos
(Actinia equina)
De Paardeanemoon is vaak breder dan dat hij hoog is. Deze anemoon kan een
doorsnede van ongeveer 4
centimeter bereiken. De
dikke tentakels zijn bij gevaar snel intrekbaar.
De kleur van de
tentakels en de gladde zuil zijn meestal rood. Op de kraag is van de zuil is een
rij blauwe bolletjes waarneembaar, maar alleen wanneer de tentakels uitstaan.
Deze anemoon heeft als habitat de getijde zone. Daarbij hecht hij zich aan de
zijkant of onderkant van stenen, zodat de kans op uitdroging bij laagwater
geringer is. Bij laag water zijn de tentakels ingetrokken en ziet de anemoon
eruit als een rood slijmerig bolletje.
Algemeen voorkomend langs de Nederlandse
kust en Oosterschelde.
Slibanemoon of Zeemadeliefje
(Sagartia troglodytes)
De slibanemoon leeft gedeeltelijk in de bodem. Alleen de tentakelkrans en de
mondschijf steken net boven het zand uit. Bij gevaar of aanraking verdwijnt
echter het hele dier in de bodem. De voet zit vastgehecht op een rots of schelp
op een diepte van ongeveer 5 centimeter in de bodem. De doorsnede van de
tentakelkrans is zo’n 4
centimeter en kan sterk variëren in kleur: oranje, bruin, paars, wit en groen.
Naast de gewone slibanemoon komen ook voor de Kleine Slibanemoon (Sagartia
ornata) en de Sierlijke Slibanemoon (Sagartia elegans).
Algemeen voorkomend langs de Nederlandse kust.
Weduweroos (Sagartiogeton
undatus)
Een sierlijke anemoon met lange dunne tentakels waarvan de tentakels langer dan
de zuil kunnen worden. Deze anemoon is veel hoger dan dat hij breed is.
Over de
slanke gladde zuil lopen lengte strepen, waarvan de kleur aan de basis iets
donkerder dan aan de top is.
Erg herkenbaar voor de Weduweroos is de witte
streep die over de tentakel loopt. De anemoon hecht zich op harde ondergrond, in
een modderige omgeving van de laagwaterlijn tot een diepte van ongeveer 30
meter.
Algemeen voorkomend langs de Nederlandse kust.
Viltkokeranemoon (Cerianthus Illydii )
De Viltkokeranemoon behoort net als de zeeanemonen tot de zelfde klasse van
de Hexacorallia, echter wordt deze solitaire levende anemoon ingedeeld
tot de orde van de Ceriantharia.
Van deze anemoon zijn alleen de tentakels zichtbaar. Het dier leeft in een zelfgemaakte
viltachtige buis, ingegraven in de bodem, waarin hij zich bij gevaar
pijlsnel in kan terugtrekken. Er zijn 2 tentakelkransen
te onderscheiden. Om de mondopening bevinden zich vele rechtopstaande korte
tentakels en meer naar de buitenkant bevinden zich lange horizontale tentakels.
De kleur van de tentakels is variabel.
Dodemansduim
(Alycyonium digidatatum)
De Dodemansduim is een kolonievormend organisme en behoort als enige in
Nederland tot de klasse van de Octocorallia, dezelfde klasse als de
zachte koralen. Naarmate ze ouder worden veranderen de jonge korstachtige
structuren in vingerachtige uitstulpingen en vertakkingen. Deze ongeveer 10
centimeter grote uitstulpingen kunnen wit of oranje / geel van kleur zijn.
Echter de poliepjes zijn doorzichtig wit van kleur. Met deze poliepjes vangt de
Dodemansduim plankton uit het water. Minste of geringste aanraking zorgt ervoor
dat de poliepjes zich terugtrekken. Een vlezige duim met kleine putjes
wordt zichtbaar en doet denken aan de vingers van een dode man. De Dodemansduim
houdt van plekken met harde substraten en veel stroming, zoals we dat van de
Oosterschelde en de Noordzee kennen.
Literatuur
- Bloemdieren, de
zeeanemonen en hun verwante van de Nederlandse kust, Ron Ates, ISBN 90-03595-1-3
- Gids van Kust en Strand, Tirion, ISBN 90-5210-327-5
- De Atlantische Oceaan, De Noordzee en het Kanaal, Dominicus Onderwater -
Steven Weinberg, ISBN 90-257-3138-4
- De Zeeboek, Determinatietabellen voor flora en fauna van de Nederlandse
kust, KNNV, ISBN 90-5107-007-1
- Het duiken gebruiken, gegevensanalyse periode 1994-1998, Stichting
Anemoon